Hof ’s-Hertogenbosch oordeelt dat X zijn standpunt tegen de boetebeschikking bij de rechtbank niet heeft prijsgegeven. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk omdat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen (art. 80a Wet RO).

Belanghebbende, X, komt in bezwaar en beroep tegen een aanslag IB/PVV 2013 met boete- en belastingrentebeschikking. In hoger beroep is de aanslag niet meer in geschil. Wel in geschil is of X ook zijn grieven tegen de boete heeft laten varen.

Hof ’s-Hertogenbosch (MK I, 6 juli 2018, 17/00230, V-N Vandaag 2018/2186) oordeelt dat X zijn standpunt tegen de boetebeschikking bij de rechtbank niet heeft prijsgegeven. De rechtbank heeft in haar uitspraak opgenomen dat X ter zitting zijn grieven tegen de aanslag én de verzuimboete heeft laten varen. Naar het oordeel van het hof kan uit het proces-verbaal van de zitting bij de rechtbank echter niet onomstotelijk worden vastgesteld dat X zijn standpunt over de boete ter zitting uitdrukkelijk, ondubbelzinnig en onvoorwaardelijk heeft prijsgegeven. Het hof oordeelt dat de boete terecht is opgelegd nu X geen aangifte heeft gedaan. Dat de inspecteur voornemens was af te wijken van de aangifte over belastingjaar 2011 is geen reden om over het onderhavige jaar 2013 geen aangifte te doen. Volgens het hof is ook de beschikking belastingrente terecht en tot het juiste bedrag opgelegd. Het hoger beroep van X is ongegrond.

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk omdat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen (art. 80a Wet RO).

Lees ook het thema Verzuim- en vergrijpboetes: Een kwestie van verschil

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet inzake rijksbelastingen 67a

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting

Instantie: Hoge Raad

Editie: 22 november

4

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen