Erflater is rekeninghouder bij de Kredietbank Luxembourg. Aan haar zijn een aantal navorderingsaanslagen IB/PVV en vermogensbelasting opgelegd met heffingsrentebeschikkingen. Dit nadat uit gegevens van de Belgische autoriteiten is gebleken dat erflaatster rekeninghouder was.
Hof 's-Hertogenbosch (MK I, 7 oktober 2016, 15/00080 t/m 15/00085, V-N Vandaag 2017/57) oordeelt dat de door de inspecteur verkregen inlichtingen uit België over de bankrekening van erflater bij Kredietbank Luxembourg niet onrechtmatig zijn. Het feit dat de Nederlandse belastingautoriteiten op de hoogte zouden zijn geweest van de onregelmatigheden die zich in het Belgische strafrechtelijke opsporingsonderzoek hebben voorgedaan, kan niet leiden tot bewijsuitsluiting. Dat de Nederlandse autoriteiten hiervan op de hoogte waren, acht het hof overigens niet aannemelijk. Verder oordeelt het hof dat de inspecteur alle op de zaak betrekking hebbende stukken heeft overgelegd. Nu de navorderingsaanslagen zijn opgelegd binnen de reguliere navorderingstermijn van art. 16 lid 3 AWR speelt de voortvarendheidseis ten slotte geen rol. Het hoger beroep van belanghebbenden (de erfgenamen van erflaatster) is ongegrond.
De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 8:42
Algemene wet inzake rijksbelastingen 16 lid 3