De heer X is houder van een bestelauto. Door de wijziging van de Wet MRB 1994 geldt voor X per 1 januari 2005 niet langer het lage bestelautotarief. X is namelijk geen ondernemer zoals bedoeld in art. 7 Wet OB 1968. In geschil is of X in 2014 toch motorrijtuigenbelasting mag voldoen naar het lage tarief van art. 24b Wet MRB 1994. X wordt bijgestaan door de Stichting Belangen Grijskentekeneigenaren, die 200 soortgelijke procedures heeft lopen. X stelt dat de tariefswijziging van 2005 voor particulieren weliswaar is goedgekeurd door de Hoge Raad (10 september 2010, nr. 08/04653, V-N 2010/43.3), doch dat het ondernemersbegrip later zo is opgerekt dat het objectief geen goed middel meer is om onderscheid te maken tussen particulieren en ondernemers. X stelt ook dat er onvoldoende wordt gecontroleerd op de 10% zakelijk gebruikseis. Rechtbank Gelderland oordeelt dat het aannemelijke gebrek aan handhaving niet het gevolg is van (controle)beleid dat is gericht op begunstigende behandeling van een bepaalde groep (zie HR 10 oktober 2014, nr. 13/02842, V-N 2014/53.6). Vanwege de begrijpelijke gevoelens van onrechtvaardigheid, ligt het wel in de rede dat in de uitvoering meer aandacht zal worden besteed aan de handhaving van het 10%-criterium. Het onderscheid tussen in de ondernemingssfeer gebruikte goederen en in privésfeer gebruikte goederen is ook voor het overige niet in strijd is met het gelijkheidsbeginsel. Voor zover sprake is van een grotere groep btw-ondernemers, geldt dat ook deze ondernemers moeten voldoen aan het 10% criterium. Het beroep van X is ongegrond.
Wetsartikelen:
Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten 26
Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden 14
Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 24b
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Belastingheffing van motorrijtuigen
Instantie: Rechtbank Gelderland
Editie: 1 december