Het HvJ EU oordeelt dat een ingezeten moedermaatschappij wel degelijk de verliezen van een niet-ingezeten dochter kan verrekenen. Volgens het HvJ EU is de regeling dan ook niet in strijd met het EU-recht.

De Europese Commissie is van mening dat het VK in strijd met het EU-recht handelt met betrekking tot de groepsaftrek voor verliezen van niet-ingezeten vennootschappen. Volgens de Commissie is het in de praktijk namelijk onmogelijk, door de voorwaarden die het VK stelt, om gebruik te maken van de aftrek. Verder wijst de Commissie er op dat de aftrek alleen kan worden genoten voor periodes die ná 1 april 2006 zijn gelegen. Volgens de Commissie is niet voldaan aan de eisen uit het Marks & Spencer-arrest van 13 december 2005, nr. C-446/03, V-N 2005/60.15. De Commissie is daarom een precontentieuze procedure tegen het VK gestart.

Het Hof van Justitie van de EU (HvJ EU) oordeelt dat een ingezeten moedermaatschappij wel degelijk de verliezen van een niet-ingezeten dochter kan verrekenen. Volgens het HvJ EU kan een ingezeten moedermaatschappij namelijk verliezen verrekenen in situaties als bedoeld in het Marks & Spencer-arrest uit 2005. Vervolgens stelt het HvJ EU ook vast dat verliezen van vóór 1 april 2006 verrekend kunnen worden. Het HvJ EU verwerpt het beroep van de Commissie in zijn geheel.

Wetsartikelen:

Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie 49

[Nieuwsbron]

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Europees belastingrecht

Instantie: Hof van Justitie van de Europese Unie

Editie: 4 februari

24

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen