Hof Den Haag oordeelt in hoger beroep dat een storting in 2010 van € 100.000 niet alleen het vermoeden rechtvaardigt dat er in 2003 en 2004 ook al een aanzienlijk vermogen in het buitenland was gestald.

X en/of zijn partner houden een verzwegen bankrekening in Zwitserland aan. In 2017 is daarom jegens hen een informatiebeschikking genomen (zie 18/8157). In geschil is thans de IB-navordering over 2003 en 2004. X stelt dat de rekening bij de UBS-bank pas in 2010 is geopend voor een zakenrelatie die het geld tegen een jaarlijkse vergoeding van € 10.000 buiten het zicht van de Belastingdienst wilde houden. Volgens Rechtbank Den Haag is er onvoldoende bewijs dat X en/of de partner in 2003 en 2004 ook al over verzwegen buitenlands vermogen beschikken. De inspecteur gaat in hoger beroep.

Hof Den Haag oordeelt dat een storting in 2010 van € 100.000 niet alleen het vermoeden rechtvaardigt dat er in 2003 en 2004 ook al een aanzienlijk vermogen in het buitenland was gestald. Het maakt niet uit dat X aanvankelijk heeft verklaard in 2002 een rekening te hebben geopend in Grindelwald en later – in 2005 – te zijn overgestapt naar de UBS-bank. Later verklaarde X dat de bankrekening in Grindelwald van een Zwitserse (vakantie)vriend was en dat zij de rekening alleen gebruikten om goedkoop aan Zwitserse valuta te komen. Het beroep van de inspecteur is ongegrond.

Lees ook het thema Navordering

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet inzake rijksbelastingen 16

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Internationaal belastingrecht, Fiscaal bestuurs(proces)recht

Instantie: Hof Den Haag

Editie: 30 december

3

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen