De Hoge Raad oordeelt dat voor de vraag of de werkzaamheden naar aard en omvang onmiskenbaar ten doel hebben het behalen van voordelen die het bij normaal vermogensbeheer opkomende rendement te boven gaan alle werkzaamheden in de beoordeling moeten worden betrokken. Het gaat dus niet om een afzonderlijke beoordeling van specifieke activiteiten.
X1 bv verhuurt circa 1100 garageboxen en 57 bedrijfsruimten. Alle aandelen zijn in handen van X2 en zijn echtgenote X3. In 2014 verzoeken X1 bv, X2 en X3 om toepassing van de geruisloze terugkeerfaciliteit (art. 14c Wet VPB 1969). Volgens Hof Arnhem-Leeuwarden drijft de bv echter geen materiële onderneming. De organisatie en de werkzaamheden, waaronder het voeren van een actief huurdersbeleid, zijn gebruikelijk bij het beheer van een grote vastgoedbeleggingsportefeuille. De faciliteit is dus terecht geweigerd. In cassatie wordt gesteld dat het regelmatig aankopen en vervolgens voor een hogere prijs verhuren van garageboxen, eventueel na het opknappen daarvan, geen normaal vermogensbeheer kan zijn.
De Hoge Raad oordeelt dat voor de vraag of de werkzaamheden naar aard en omvang onmiskenbaar ten doel hebben het behalen van voordelen die het bij normaal vermogensbeheer opkomende rendement te boven gaan alle werkzaamheden in de beoordeling moeten worden betrokken. Het gaat dus niet om een afzonderlijke beoordeling van specifieke activiteiten, zoals de onderhavige, die door het hof wel zijn meegewogen. Het oordeel van het hof dat alle verrichte werkzaamheden gebruikelijk zijn bij normaal vermogensbeheer, is feitelijk van aard en kan in cassatie niet op juistheid worden getoetst. Het geeft geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting en is voldoende gemotiveerd. Het beroep is ook voor het overige ongegrond (art. 81 lid 1 Wet RO).
Wetsartikelen:
Wet op de vennootschapsbelasting 1969 14c
Wet inkomstenbelasting 2001 3.2
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting, Vennootschapsbelasting
Instantie: Hoge Raad
Editie: 20 september
Carrousel: Carrousel