Per 1 januari 2021 is voor Regelingen voor vervroegde uittreding (RVU’s) tijdelijk een drempelvrijstelling ingevoerd. Voor zover de betalingen in het kader van de RVU onder het bedrag van de drempelvrijstelling blijven, is geen RVU-heffing verschuldigd. De Belastingdienst heeft de handreiking voor de interpretatie van het begrip “Regeling voor vervroegde uittreding” als bedoeld in art. 32ba Wet LB 1964 geactualiseerd.
Nieuw is onderdeel 5 dat ziet op de invoering van de tijdelijke drempelvrijstelling RVU-heffing voor de periode van 1 januari 2021 tot en met 31 december 2025.
In dit onderdeel zijn de voorwaarden voor de RVU-drempelvrijstelling opgenomen. Zo moet de RVU uitkering plaatsvinden in de periode van 1 januari 2021 tot en met 31 december 2025. Voor de periode van 1 januari 2026 tot en met 31 december 2028 geldt een uitloopperiode. Gedurende deze periode kan de drempelvrijstelling worden toegepast, mits de beëindigingsovereenkomst uiterlijk 31 december 2025 getekend is en de werknemer uiterlijk op 31 december 2025 de leeftijd heeft bereikt, die (maximaal) 36 maanden vóór de AOW-leeftijd ligt. De drempelvrijstelling is in 2021 maximaal € 1847 (V-N 2021/8.7). Als aan de voorwaarde voor wat betreft de 36-maandsperiode voor de AOW-leeftijd niet is voldaan, dan is de RVU-drempelvrijstelling niet van toepassing en is RVU-heffing verschuldigd over de volledige uitkering.
Wetsartikelen:
Wet op de loonbelasting 1964 32ba
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Loonbelasting
Regelgevende instantie: Belastingdienst
Editie: 11 februari