Advocaat-generaal Kokott concludeert dat Italië in strijd met het EU-recht handelt door een lokale belasting (IRAP) te heffen over buitenlandse deelnemingsdividenden. Dit is in strijd met de moeder-dochterrichtlijn.

Banca Mediolanum SpA ontvangt dividenden van haar Ierse, Luxemburgse en Spaanse dochterondernemingen. Deze dividenden worden door Mediolanum voor 5% opgenomen in de VPB-belastinggrondslag. Daarnaast is Mediolanum echter ook nog een regionale belasting over productieactiviteiten (IRAP) verschuldigd. De dividenden worden voor 50% opgenomen in de grondslag van die belasting. De Italiaanse fiscus wijst het verzoek van Mediolanum om teruggaaf van de IRAP af. De Italiaanse rechter stelt een prejudiciële vraag in deze zaak.

Advocaat-generaal Kokott concludeert dat Italië in strijd met het EU-recht handelt door een lokale belasting (IRAP) te heffen over buitenlandse deelnemingsdividenden. Dit is in strijd met de moeder-dochterrichtlijn. Daarbij geldt wel dat deze lokale belasting is aan te merken als VPB of als een andere belasting die vergelijkbaar is met de VPB. Het staat aan de Italiaanse rechter om te beslissen hoe de IRAP uiteindelijk moet worden ingedeeld. De A-G merkt daar verder nog bij op dat de vaststelling van de vergelijkbaarheid voortvloeit uit de aard en het voorwerp van de IRAP blijkens het Italiaanse recht.

[Bron Uitspraak]

Instantie: Hof van Justitie van de Europese Unie

Rubriek: Europees belastingrecht, Internationaal belastingrecht

Editie: 31 maart

Informatiesoort: VN Vandaag

40

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen