Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat X bv overdrachtsbelasting is verschuldigd in verband met de verkrijging van de onroerende zaken. Uit de akte van levering blijkt namelijk dat X bv de onroerende zaken in eigendom heeft verkregen. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond (art. 81 lid 1 Wet RO).
Enkele natuurlijke personen beleggen in maatschapsverband in onroerende zaken. De maten brengen hun aandeel in de onroerende zaken in 2016 in A cv in. Belanghebbende, X bv, wordt in 2016 opgericht en is beherend vennoot van A cv. Eveneens in 2016 gaan de onroerende zaken over naar X bv, in het kader van de inbreng in de cv, en wordt aangifte overdrachtsbelasting gedaan. X bv verzoekt om teruggaaf van de voldane overdrachtsbelasting. Volgens haar vormt de levering van de onroerende zaken namelijk geen verkrijging in de zin van art. 2, lid 1 WBR.
Hof 's-Hertogenbosch (V-N 2020/40.1.4) oordeelt dat X bv overdrachtsbelasting is verschuldigd in verband met de verkrijging van de onroerende zaken. Uit de akte van levering blijkt namelijk dat X bv de onroerende zaken in eigendom heeft verkregen. Het hof merkt daarbij op dat een cv civielrechtelijk een personenvennootschap zonder rechtspersoonlijkheid is, die als zodanig niet zelfstandig (civielrechtelijke) rechtshandelingen kan aangaan. Ook is niet van belang dat de term ‘verkrijging’ als zodanig niet in de wet is gedefinieerd. Dit staat niet aan heffing van overdrachtsbelasting in de weg. Verder wijst het hof ook analoge toepassing van een besluit uit 2015 af, omdat het niet van toepassing is op de verkrijging van X bv.
De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond (art. 81 lid 1 Wet RO).
Wetsartikelen:
Wet op belastingen van rechtsverkeer 2
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Belastingen van rechtsverkeer
Instantie: Hoge Raad
Editie: 24 september