Hof Amsterdam oordeelt in hoger beroep dat van een verkapte vorm van omzetbelasting geen sprake is. De heffingsrente c.q. belastingrente heeft namelijk niet de essentiële kenmerken van een omzetbelasting. De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).
X bv verleent vanaf 2008 managementdiensten aan een andere bv. In onderling overleg is in 2009 besloten om minder te declareren dan is afgesproken. In 2014 willen partijen de achterstallige managementvergoeding van € 251.986 omzetten in aandelenkapitaal. Nadat de inspecteur is gevraagd wat hiervan de fiscale gevolgen zijn, zijn btw- naheffingsaanslagen aan X bv opgelegd. Volgens Rechtbank Noord-Holland is deze naheffing terecht. In hoger beroep is uitsluitend nog in geschil of terecht heffingsrente c.q. belastingrente van in totaal € 3947 is berekend. Volgens X bv is de rente een verkapte vorm van btw die ten onrechte op haar blijft drukken.
Hof Amsterdam (V-N 2019/13.1.3) oordeelt dat van een verkapte vorm van omzetbelasting geen sprake is. De rente heeft namelijk niet de essentiële kenmerken van een omzetbelasting. De rente wordt niet berekend over de omzet, maar over de nageheven belasting. Aan toetsing aan het communautaire btw-stelstel wordt reeds daarom niet toegekomen. Het beroep van X bv is ook voor het overige ongegrond.
De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 30f
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Omzetbelasting
Instantie: Hoge Raad
Editie: 13 maart