X is eigenaar van twee naastgelegen woningen. Bij de woningen is sprake van bodemverontreiniging door de lekkage van een tank van een naastgelegen garagebedrijf. In beroep is de waarde van de woningen voor de belastingjaren 2016 tot en met 2018 in geschil.
Rechtbank Midden-Nederland verklaart het beroep ongegrond. De rechtbank memoreert dat voor eerdere jaren ook uitspraken zijn gedaan. De laatste uitspraak, die ziet op de belastingjaren 2014 en 2015, is na het arrest HR 15 maart 2019, ECLI:NL:HR:2019:371, onherroepelijk geworden. De heffingsambtenaar heeft aansluiting gezocht bij de eerdere uitspraken van het hof inzake de procedures van belastingjaren 2009 tot en met 2015 en heeft een aftrek van 25% van de waardes van de woningen zonder verontreiniging toegepast. De rechtbank ziet geen aanleiding om af te wijken van de uitspraken van het hof daar waar het de toegepaste aftrek van 25% betreft. Er is geen aanvullend onderzoek verricht, omdat partijen het niet eens kunnen worden over de voorwaarden waaronder dit aanvullend onderzoek zou moeten plaatsvinden. Het gevolg is dat partijen al jaren in een impasse zitten. De mate van verontreiniging is hierdoor (nog steeds) niet goed vastgesteld. De heffingsambtenaar heeft door toepassing van een aftrek van 25% voldoende rekening gehouden met de bodemverontreiniging. De rechtbank ziet geen aanleiding voor het oordeel dat met de volledige saneringskosten rekening moet worden gehouden.
Wetsartikelen:
Wet waardering onroerende zaken 17
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Waardering onroerende zaken
Instantie: Rechtbank Midden-Nederland
Editie: 25 maart