Hof Den Haag oordeelt dat de heffingsambtenaar de kwalificatie van de ligging als bovengemiddeld niet aannemelijk maakt.

X is eigenaar van een vrijstaande woning. De heffingsambtenaar van de gemeente Lisse stelt de WOZ-waarde naar waardepeildatum 1 januari 2018 vast op € 596.000. Rechtbank Den Haag verklaart het beroep ongegrond. X komt in hoger beroep.

Hof Den Haag oordeelt dat de heffingsambtenaar de waarde niet aannemelijk maakt. De heffingsambtenaar heeft terecht het eigen aankoopcijfer buiten aanmerking gelaten. Hierover heeft het hof al in de uitspraak van 28 oktober 2020 (ECLI:NL:GHDHA:2020:2088) geoordeeld. De heffingsambtenaar maakt echter de ligging van de onroerende zaak als “bovengemiddeld” niet aannemelijk. In de verlaging van de liggingswaarde in de opvolgende belastingjaren ligt besloten dat de heffingsambtenaar de waarde van de grond van de woning voor het onderhavige jaar te hoog heeft vastgesteld. X maakt de door hem voorgestane waarde van € 553.000 eveneens niet aannemelijk. Daarom stelt het hof de waarde in goede justitie vast op € 575.000.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet waardering onroerende zaken 17

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Waardering onroerende zaken

Instantie: Hof Den Haag

Editie: 29 maart

25

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen