X heeft een orthopedisch behandelcentrum en gezinsvervangend tehuis. X is het niet eens met de WOZ-waardering 2020 en gaat in beroep. X vindt dat de levensduur van het pand is verstreken. Ook de restwaarde moet lager zijn. De heffingsambtenaar heeft het pand uitpandig opgenomen en geeft aan dat er geen sloopplannen bekend zijn. Ook de onderhoudsstaat is goed en de heffingsambtenaar verwacht dat de installaties ook nog wel goed zullen zijn. De heffingsambtenaar brengt echter geen foto’s in of een onderhoudsplan die zijn stellingen onderbouwen.
Rechtbank Gelderland constateert dat partijen voor de waardering gebruikmaken van dezelfde taxatiewijzer. Degene die afwijkt van de kengetallen uit de taxatiewijzer draagt de bewijslast. De heffingsambtenaar hanteert een levensduurverlenging, waarbij hij afwijkt van de taxatiewijzer. Hij heeft daarom op dit punt de bewijslast. De heffingsambtenaar maakt zijn stellingen de levensduurverlenging onvoldoende aannemelijk. Hetzelfde geldt voor de gehanteerde restwaarde.
Wetsartikelen:
Wet waardering onroerende zaken 17
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Waardering onroerende zaken, Fiscaal bestuurs(proces)recht
Instantie: Rechtbank Gelderland
Editie: 16 augustus