X is eigenaar van een autobedrijf met showroom, werkplaats en opslag, uit 1975. De heffingsambtenaar van de gemeente Eindhoven stelt de WOZ-waarde naar waardepeildatum 1 januari 2019 vast op € 3.982.000. X komt in beroep.
Rechtbank Oost-Brabant oordeelt dat de heffingsambtenaar voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de vastgestelde waarde niet te hoog is. De rechtbank komt niet meer toe aan een beoordeling van de door X verdedigde waarde (HR 14 oktober 2005, ECLI:NL:HR:2005:AU4300, onder 3.2). De rechtbank verwerpt de stelling van X dat sprake is van een motiveringsgebrek. De heffingsambtenaar heeft voldoende inzicht gegeven in de wijze waarop de huurwaarde en kapitalisatiefactor van het bedrijfsobject tot stand zijn gekomen. Het is vaste rechtspraak dat eventuele motiveringsgebreken dan wel onzorgvuldigheden niet leiden tot vernietiging van de bestreden uitspraak. De heffingsambtenaar onderbouwt ook de huurwaarde en de kapitalisatiefactor. Het hof heeft in de uitspraak van 19 maart 2020 (ECLI:NL:GHSHE:2020:1034) de waarde van het onderhavige object aan de hand van het verkoopcijfer van 4 februari 2016 ad € 4.000.000 beoordeeld. Dit aankoopcijfer is met de correcties wegens de waardeontwikkeling, een goede indicatie. Het beroep is ongegrond.
Wetsartikelen:
Wet waardering onroerende zaken 17
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Waardering onroerende zaken
Instantie: Rechtbank Oost-Brabant
Editie: 30 maart