X is eigenaar van een tot (mantel)woning omgebouwde paardenstal uit 2000 op een boerenerf. Bij het object hoort 3.500 m2 grond. De heffingsambtenaar van de gemeente Oirschot slet de WOZ-waarde naar waardepeildatum 1 januari 2020 vast op € 285.000 en verlaagt deze in beroep naar € 268.000. X komt in beroep en staat een waarde voor van € 136.200.
De rechtbank is van oordeel dat de heffingsambtenaar met de enkele verwijzing naar kengetallen uit de taxatiewijzer de waarde van de woning niet afdoende heeft onderbouwd. De heffingsambtenaar heeft de waarde bepaald aan de hand van kengetallen uit de Taxatiewijzer Agrarische gebouwen en de Taxatiewijzer grond bij agrarische objecten. De heffingsambtenaar heeft op de zitting aangevoerd dat rond de waardepeildatum in de gemeente Oirschot geen vergelijkbare (mantelzorg)woningen zijn verkocht, zodat er volgens hem dus geen verkoopcijfers beschikbaar zijn die de waarde van de woning verder kunnen onderbouwen. De rechtbank acht het onwaarschijnlijk dat dergelijke vrijstaande woningen in de gemeente Oirschot rond de waardepeildatum niet zijn verkocht. Mochten er inderdaad rond de waardepeildatum geen woningen in Oirschot zijn verkocht dan had de heffingsambtenaar relevante verkoopcijfers van omliggende gemeentes kunnen en moeten raadplegen. X maakt de waarde ook niet aannemelijk. De rechtbank bepaalt de waarde van de woning op de waardepeildatum schattenderwijs op € 210.000.
Wetsartikelen:
Wet waardering onroerende zaken 17
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Waardering onroerende zaken
Instantie: Rechtbank Oost-Brabant
Editie: 25 mei