X is eigenaar van een woning gelegen op een NSW-landgoed. In geschil is de WOZ-waarde 2017.
Rechtbank Midden-Nederland oordeelt dat de heffingsambtenaar aannemelijk maakt dat hij de marktwaarde van het landgoed van X, vóór en na toepassing van de NSW-uitzondering, niet op een te hoog bedrag heeft vastgesteld. Bij de herleiding van de marktwaarde van de onroerende zaak vóór toepassing van de NSW-uitzondering uit de verkooprijzen van de vergelijkingsobjecten heeft de heffingsambtenaar voldoende rekening gehouden met de verschillen tussen de woning van X en de vergelijkingsobjecten alsmede tussen de vergelijkingsobjecten onderling. Wat betreft de toepassing van de NSW-uitzondering heeft de heffingsambtenaar aannemelijk gemaakt dat de waarden van de categorieën grond bij de woning (tuin), bosgrond/houtopstand en natuurterrein niet tot te lage bedragen in mindering zijn gebracht op de waarde van de onroerende zaak vóór toepassing van de NSW-uitzondering. De rechtbank verklaart het beroep van X gegrond. X krijgt wel een proceskostenvergoeding vanwege de gebrekkige motivering van de uitspraak op bezwaar.
Wetsartikelen:
Wet waardering onroerende zaken 17
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Waardering onroerende zaken
Instantie: Rechtbank Midden-Nederland
Editie: 9 april