Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de heffingsambtenaar het bezwaar van X ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard. De heffingsambtenaar maakt niet aannemelijk dat herstelverzuim is geboden.
X maakt als bestuurder bezwaar tegen een naheffingsaanslag parkeerbelasting. De heffingsambtenaar verklaart het bezwaar niet-ontvankelijk omdat (de gemachtigde van) X geen rechtsgeldige machtiging heeft overgelegd. De gemachtigde van X betwist de ontvangst van de brief waarin hierom wordt gevraagd. In geschil is of het bezwaar van X terecht niet-ontvankelijk is verklaard wegens het ontbreken van een machtiging van de kentekenhouder.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de heffingsambtenaar het bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard. In een geval waarin de naheffingsaanslag is opgelegd aan de kentekenhouder en een ander bezwaar maakt én stelt dat hij als bestuurder het voertuig heeft geparkeerd, zal de heffingsambtenaar in het algemeen moeten uitgaan van de juistheid van die stelling. X verschaft in de bezwaarfase geen duidelijkheid over de hoedanigheid waarin er bezwaar wordt gemaakt. Pas in beroep stelt de gemachtigde van X dat X de bestuurder is die het voertuig heeft geparkeerd. De heffingsambtenaar maakt niet aannemelijk dat de brief, waarin wordt gevraagd om een rechtsgeldige machtiging, is verzonden aan de gemachtigde. Het is daardoor niet aannemelijk dat herstelverzuim is geboden. Het beroep van X is kennelijk gegrond en de heffingsambtenaar moet een nieuwe beslissing op bezwaar nemen. X krijgt vergoedingen voor het griffierecht € 51 en een proceskostenvergoeding van € 453,50.
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 8:54
Algemene wet bestuursrecht 6:6
Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht, Belastingen van lagere overheden
Editie: 28 januari
Informatiesoort: VN Vandaag