Rechtbank Zeeland-West Brabant oordeelt dat de heffingsambtenaar een onjuiste categorie hanteert voor het bepalen van het legesbedrag. Hij moet uitgaan van de daadwerkelijke bouwkosten.

X laat een bedrijfshal bouwen met een hoogte van 21 meter en dient een aanvraag omgevingsvergunning in. X vermeldt in de vergunningaanvraag dat de bouwkosten € 2,9 miljoen zijn exclusief btw. De heffingsambtenaar gaat echter uit van een forfaitair bedrag aan bouwkosten van ruim € 4,4 miljoen. Hij verwijst hiervoor naar categorie 6.2 ‘bedrijfspand met kantoorstrook’ in de tarieventabel. Dit betreft een pand met een vrije hoogte van circa 8 meter.

Rechtbank Zeeland-West Brabant oordeelt dat de heffingsambtenaar niet mag uitgaan van het forfaitaire bedrag. Er is namelijk sprake van een substantiële afwijking in bouwhoogte. Dat X dezelfde omschrijving hanteert als vermeld in categorie 6.2, maakt nog niet dat de heffingsambtenaar het forfaitaire bedrag mag toepassen. De heffingsambtenaar moet in dit geval uitgaan van de daadwerkelijke bouwkosten. Het beroep is gegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Gemeentewet 229

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Belastingen van lagere overheden

Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Editie: 14 september

7

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen