Rechtbank Den Haag oordeelt dat de heffingsambtenaar de waarde van een woning te hoog heeft vastgesteld, omdat ten onrechte is uitgegaan van een gemiddelde badkamer en keuken, in plaats van een gedateerde.
X is eigenaar van een woning. De WOZ-waarde naar aardepeildatum 1 januari 2018 is bepaald op € 389.000. X staat in beroep een waarde voor van € 333.000. Rechtbank Den Haag oordeelt dat de heffingsambtenaar, bij de vergelijking met de referentieobjecten, ten onrechte is uitgegaan van een VLOK-waardering van 3 (gemiddeld). De badkamer en keuken zijn meer dan 20 jaar oud, en dus had een code 2 (gedateerd) gebruikt moeten worden. De door de heffingsambtenaar gehanteerde meetmethode leidt niet tot een onjuiste uitkomst en er bestaat geen verplichting om de BAG-oppervlakte te gebruiken bij de vaststelling van de WOZ-waarde van de woning. De rechtbank verwerpt de door X aangevoerde vergelijkingsobjecten. X is niet benadeeld door het eerst ter zitting overleggen van het hoorverslag, dus de rechtbank passeert dit gebrek met toepassing van art. 6:22 Awb. De rechtbank gaat voorbij aan de grief van X dat art. 8:42 Awb is geschonden, omdat de grondstaffels in bezwaar en de totstandkoming van de secundaire objectkenmerken hoe dan ook over had moeten leggen. X heeft zelf niet om de grondstaffels gevraagd, zodat gelet op het arrest van de Hoge Raad van 17 augustus 2018, ECLI:NL:HR:2018:1316, geen sprake is van schending van artikel 8:42 Awb. De rechtbank corrigeert de waarde, rekening houdend met VLOK-waardering 2 en stelt de waarde in goede justitie vast op € 371.000.
Wetsartikelen:
Wet waardering onroerende zaken 17
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Waardering onroerende zaken
Instantie: Rechtbank Den Haag
Editie: 31 juli