X is eigenaar van een recreatieterrein, waarop hij een camping exploiteert. In geschil is de WOZ-waarde voor 2019 en 2020, die door de heffingsambtenaar zijn vastgesteld op € 2.781.000 en € 2.785.000. De rechtbank heeft de WOZ-waarde voor beide jaren schattenderwijs vastgesteld op € 2.100.000. X komt in hoger beroep.
Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat het hoger beroep gegrond is. Volgens het hof zijn zowel de heffingsambtenaar als X van een onjuiste waarderingsmethode uitgegaan. De 141 stacaravans die door natrekking eigendom zijn geworden van X, moeten worden meegenomen in de waardering van het recreatiesamenstel. De heffingsambtenaar heeft ten onrechte voor de verhuur van de jaarplaatsen de OCF-methode gehanteerd, terwijl de daarop geplaatste stacaravans worden gewaardeerd als apart deelobject. Er moet echter worden uitgegaan van de fictie dat sprake is van verhuur van een jaarplaats inclusief stacaravan voor de periode van een jaar, nu de huurovereenkomst van de jaarplaats steeds een looptijd van een jaar kent. Er moet aldus bij de OCF-methode voor het geheel van de jaarplaats inclusief stacaravan een geobjectiveerde jaarhuur worden bepaald, en die zal per definitie hoger zijn dan de jaarhuur voor enkel de jaarplaats zonder stacaravan. Ook X gaat in zijn berekeningen niet uit van de juiste methode nu hij stelt dat de werkelijke omzetten van de camping leidend moeten zijn. De heffingsambtenaar stelt lopende het hoger beroep zijn standpunt bij, hetgeen leidt tot een lagere waarde van € 1.733.000 per waardepeildatum 1 januari 2018 en tot € 1.736.000 per waardepeildatum 1 januari 2019. Het hof volgt deze waardes omdat aannemelijk is dat de juiste waarderingsmethodiek tot een hogere waarde zou leiden dan deze waarden.
Wetsartikelen:
Wet waardering onroerende zaken 17
Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden
Rubriek: Waardering onroerende zaken
Editie: 22 november
Informatiesoort: VN Vandaag