X is eigenaar en gebruiker van een rijksmonument waartoe een woonboerderij en een weiland behoren en waarvan een gedeelte wordt geëxploiteerd als bed & breakfast. In geschil is onder meer of X recht heeft op een dwangsom wegens een te late beslissing op het WOZ-bezwaar 2019.
Hof Den Haag oordeelt dat de heffingsambtenaar geen dwangsom verbeurt omdat hij de beslistermijn mocht verdagen en dit ook tijdig heeft gedaan. Dit betekent dat de ingebrekestelling van X prematuur is en de heffingsambtenaar geen dwangsom verbeurt. Verder oordeelt het hof dat hoewel voor een deel van het perceel de vrijstelling voor waterverdedigingswerken van toepassing is, de beschikte WOZ-waarde niet te hoog is. Het verzoek van X om een additionele schadeloosstelling komt neer op een dubbele integrale proceskostenvergoeding wegens onzorgvuldig handelen van de heffingsambtenaar aangaande de belastingjaren 2017 en 2018, met nogmaals een verdubbeling vanwege de no-cure-no-pay-afspraak tussen X en zijn gemachtigde. Een integrale proceskostenvergoeding is mogelijk ingeval van bijzondere omstandigheden, maar daarvan is in het onderhavige geval geen sprake. Het principale hoger beroep van X is ongegrond. Het incidenteel hoger beroep van de heffingsambtenaar is niet-ontvankelijk wegens termijnoverschrijding.
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 4:17
Algemene wet bestuursrecht 7:10
Uitvoeringsregeling uitgezonderde objecten Wet waardering onroerende zaken 2
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Waardering onroerende zaken, Fiscaal bestuurs(proces)recht
Instantie: Hof Den Haag
Editie: 5 november