Hof Den Haag oordeelt dat de heffingsambtenaar geen dwangsom verbeurt omdat hij tijdig de beslistermijn heeft verdaagd. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond (art. 81 lid 1 Wet RO).

X is eigenaar en gebruiker van een rijksmonument waartoe een woonboerderij en een weiland behoren en waarvan een gedeelte wordt geëxploiteerd als bed & breakfast. In geschil is onder meer of X recht heeft op een dwangsom wegens een te late beslissing op het WOZ-bezwaar 2019.

Hof Den Haag (V-N Vandaag 2020/2654) oordeelt dat de heffingsambtenaar geen dwangsom verbeurt omdat hij de beslistermijn mocht verdagen en dit ook tijdig heeft gedaan. Dit betekent dat de ingebrekestelling van X prematuur is en de heffingsambtenaar geen dwangsom verbeurt. Verder oordeelt het hof dat hoewel voor een deel van het perceel de vrijstelling voor waterverdedigingswerken van toepassing is, de beschikte WOZ-waarde niet te hoog is. Het verzoek van X om een additionele schadeloosstelling komt neer op een dubbele integrale proceskostenvergoeding wegens onzorgvuldig handelen van de heffingsambtenaar aangaande de belastingjaren 2017 en 2018, met nogmaals een verdubbeling vanwege de no-cure-no-pay-afspraak tussen X en zijn gemachtigde. Een integrale proceskostenvergoeding is mogelijk ingeval van bijzondere omstandigheden, maar daarvan is in het onderhavige geval geen sprake. Het principale hoger beroep van X is ongegrond. Het incidenteel hoger beroep van de heffingsambtenaar is niet-ontvankelijk wegens termijnoverschrijding.

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond (art. 81 lid 1 Wet RO).

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Gemeentewet 236

Algemene wet bestuursrecht 4:17

Algemene wet bestuursrecht 7:10

Uitvoeringsregeling uitgezonderde objecten Wet waardering onroerende zaken 2

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Waardering onroerende zaken, Fiscaal bestuurs(proces)recht

Instantie: Hoge Raad

Editie: 15 december

6

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen