Hof Amsterdam oordeelt dat de inspecteur terecht het verzoek om herziening van de voorlopige aanslag afwijst. De verschuldigde inkomstenbelasting is zodanig laag dat slechts een gedeeltelijke verrekening van de heffingskorting mogelijk is. De verdere bezwaren van de belastingplichtige tegen de Wet IB 2001 behoren tot de taak van de wetgever.

De inspecteur legt belanghebbende, X, een (tweede) voorlopige aanslag IB/PVV 2010 op waarbij hij een gecombineerde heffingskorting van € 957 handhaaft. Hiertegen maakt X bezwaar. De inspecteur merkt dit als een verzoek om herziening van die voorlopige aanslag aan en wijst het (gedeeltelijk) af. Met name is in geschil of de afwijzing van het verzoek om herziening van de (tweede) voorlopige aanslag met een gedeeltelijke verrekening van de heffingskorting vanwege een lage verschuldigde inkomstenbelasting terecht is. Daarnaast is de vraag of de wettelijke regeling in het geval van X juist is toegepast. Hof Amsterdam oordeelt dat de inspecteur terecht het verzoek om herziening van de (tweede) voorlopige aanslag afwijst. De verschuldigde inkomstenbelasting is zodanig laag dat slechts een gedeeltelijke verrekening van de heffingskorting mogelijk is. De verdere bezwaren van X tegen de Wet IB 2001 behoren tot de taak van de wetgever. Het gelijk is aan de inspecteur.

[Bron Uitspraak]

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting

Instantie: Hof Amsterdam

Editie: 7 februari

3

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen