Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt in hoger beroep dat de heffingsmaatstaf WOZ-waarde voor de forensenbelasting niet in strijd is met het draagkrachtverbod van art. 219 Gemeentewet. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond (art. 81 lid 1 Wet RO).
X is gebruiker van een gemeubileerde woning in de gemeente Ommen. Hij houdt deze woning meer dan 90 dagen per jaar voor zichzelf en zijn gezin beschikbaar. De heffingsambtenaar van Ommen legt een aanslag forensenbelasting 2018 op. X is het niet eens met de heffingsmaatstaf. Rechtbank Overijssel verklaart het beroep ongegrond. X komt in hoger beroep.
Hof Arnhem-Leeuwarden (V-N Vandaag 2021/2091) oordeelt dat de heffingsmaatstaf die de gemeente hanteert, de WOZ-waarde, niet in strijd is met art. 219 Gemeentewet. Uit de wetsgeschiedenis leidt het hof af dat gemeenten de waarde van een onroerende zaak als heffingsmaatstaf voor de gemeentelijke belastingen kunnen hanteren, ook bij de forensenbelasting. Het hof verwijst naar de algemene rechtsregel die de Hoge Raad heeft geformuleerd in rechtsoverweging 4.2 in zijn arrest van 4 juni 2021, ECLI:NL:HR:2021:648. Het hof verwerpt het beroep op het vertrouwensbeginsel voor uitlatingen van de Publieksvoorlichter Informatie Rijksoverheid. De heffingsambtenaar van de gemeente kan niet aan die uitlatingen worden gebonden. Tevens geldt voor een in rechte te beschermen vertrouwen dat is gebaseerd op een inlichting, dat op die voorlichting een handeling is verricht of nagelaten, waardoor niet alleen de wettelijk verschuldigde belasting moet worden betaald, maar er ook schade wordt geleden (HR 26 september 1979, ECLI:NL:HR:1979:AM4918). Dat is niet aannemelijk gemaakt. Het hoger beroep is ongegrond.
De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond (art. 81 lid 1 Wet RO).
Wetsartikelen:
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Belastingen van lagere overheden, Fiscaal bestuurs(proces)recht
Instantie: Hoge Raad
Editie: 22 juli