De Hoge Raad oordeelt dat de Wet rechtsherstel box 3 ook in strijd is met het EVRM. De Herstelwet leidt tot een schending van het EVRM wanneer de box 3-heffing hoger is dan het werkelijke rendement. De Hoge Raad geeft vervolgens diverse handvatten voor de lopende procedures.

Het vermogen van X is afkomstig uit een onbelaste letselschade-uitkering die hij ontving naar aanleiding van een auto-ongeluk. X is het niet eens met de box 3-heffing over zijn vermogen. Hij stelt dat slechts maximaal belasting kan worden geheven over het werkelijk behaalde rendement. Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat het box 3-inkomen op grond van het besluit rechtsherstel niet te hoog is vastgesteld. Omdat het daadwerkelijk rendement echter lager is, wordt het box 3-inkomen daarop vastgesteld. De staatssecretaris gaat in cassatie.

De Hoge Raad oordeelt dat de Wet rechtsherstel box 3 ook in strijd is met art. 14 EVRM en art. 1 EP EVRM. De Herstelwet leidt tot een schending van het EVRM wanneer de box 3-heffing hoger is dan het werkelijke rendement. De Hoge Raad geeft vervolgens diverse handvatten voor de lopende procedures. Daarbij stelt de Hoge Raad eerst vast dat het forfaitaire stelsel in de Herstelwet de uit art. 1 EP EVRM voortvloeiende proportionaliteitstoets niet kan doorstaan. Aangezien het forfaitaire rendement van alle andere bezittingen dan banktegoeden onder de Herstelwet op dezelfde wijze wordt berekend als onder het stelsel uit 2017, leidt de Herstelwet tot eenzelfde ongelijke behandeling van belastingplichtigen als onder dat stelsel. Rechtsherstel moet daarom worden geboden door bij de belastingheffing aan te sluiten bij het werkelijke rendement. Voor de berekening van het werkelijke (nominale) rendement wordt het gehele vermogen meegenomen, zonder aftrek van het bedrag van het heffingvrije vermogen. Dit brengt verder ook met zich mee dat moet worden gekeken naar het saldo van positieve en negatieve resultaten van de verschillende vermogensbestanddelen in het belastingjaar. Niet alleen de inkomsten zijn dan van belang, maar ook de gerealiseerde en niet-gerealiseerde waardeveranderingen van de vermogensbestanddelen. Met de gemaakte kosten wordt, afgezien van rente op schulden, geen rekening gehouden. Voor de voorliggende casus betekent een en ander dat het beroep in cassatie van de staatssecretaris ongegrond wordt verklaard en de uitspraak van het hof dus in stand blijft.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Grondwet 120

Protocol bij het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden 1

Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden 14

Wet inkomstenbelasting 2001 5.2

Instantie: Hoge Raad

Rubriek: Inkomstenbelasting

Editie: 7 juni

Informatiesoort: VN Vandaag

Dossiers: Box 3

5549

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen