Belanghebbende, de heer X, vraagt in april 2007 kinderopvangtoeslag over 2006 aan. In de aanvraag staat vermeld een geschat toetsingsinkomen van X van € 38.947 en een geschat toetsingsinkomen van de partner van € 1.008. Uiteindelijk blijkt X een verzamelinkomen te hebben van € 55.272 en wordt in 2009 het niet in Nederland belastbare inkomen van de partner over 2006 vastgesteld op € 82.265. In geschil is of de inspecteur de inmiddels definitief vastgestelde toeslag op grond van art. 21 Awir alsnog in 2011 kan herzien en X het teveel ontvangen moet terugbetalen.
Rechtbank 's-Gravenhage oordeelt dat de herziening is toegestaan, aangezien er nog geen vijf jaren zijn verstreken na de laatste dag van het berekeningsjaar waarop de toeslag betrekking heeft en omdat X steeds heeft geweten dat hun gezamenlijke toetsingsinkomen veel hoger was. X stelt vergeefs dat de Belastingdienst al veel eerder over hun jaaropgaven beschikte. Voor herziening op grond van art. 21 lid 1 letter b Awir is namelijk niet vereist dat er sprake is van een feit of omstandigheid waarvan de Belastingdienst/Toeslagen nog niet op de hoogte was. Art. 20 Awir is niet van toepassing, aangezien de herziening niet voorvloeit uit het wijzigen van het niet in Nederland belastbare inkomen van de partner, doch om een eerste vaststelling daarvan. Aangezien de inspecteur echter heeft verzuimd om X in de bezwaarfase te horen, is het beroep van X toch gegrond. De rechtsgevolgen van het vernietigde besluit kunnen desondanks in stand blijven.