Hof 's-Hertogenbosch wijst, gezien het standpunt van partijen, het herzieningsverzoek van Rijnvarende X toe. Het hof vermindert de IB-aanslag 2006 en kent een proceskostenvergoeding toe van € 5614. Ook heeft X recht op vergoeding van het betaalde griffierecht.

Rijnvarende X is in loondienst werkzaam bij het Luxemburgse H. De inspecteur wijst het verzoek van X in zijn IB-aangifte 2006 om PVV-vrijstelling af. Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat X als Rijnvarende in de zin van het Rijnvarendenverdrag moet worden aangemerkt en stelt vast dat het Nederlandse G bv de exploitant van het schip is, en niet het Luxemburgse H. X heeft geen recht op PVV-vrijstelling. De staatssecretaris en X gaan in cassatie. De Hoge Raad (5 oktober 2018, 18/00438) stelt vast dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO). In februari 2022 stuurt de SVB een brief naar X waarbij het Luxemburgse sociale verzekeringswetgeving op X van toepassing wordt verklaard. X dient vervolgens op 12 april 2022 een herzieningsverzoek in. De inspecteur is, naar aanleiding van het arrest van de Hoge Raad van 5 oktober 2018 (18/01619, V-N 2018/53.10), van mening dat het herzieningsverzoek moet worden toegewezen. Hij vermindert daarop dan ook de IB-aanslag 2006. X verzoekt vervolgens om vergoeding van de proceskosten.

Hof 's-Hertogenbosch wijst, gezien het standpunt van partijen, het herzieningsverzoek van Rijnvarende X toe. Het hof vermindert de IB-aanslag 2006 en kent een proceskostenvergoeding toe van € 5614. Ook heeft X recht op vergoeding van het betaalde griffierecht.

[Bron Uitspraak]

Instantie: Hof 's-Hertogenbosch

Rubriek: Premieheffing

Editie: 5 maart

Informatiesoort: VN Vandaag

87

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen