Rechtbank Haarlem oordeelt dat belanghebbende de onderneming heeft overgedragen en dat hij de onderneming niet ergens anders kon of wilde voortzetten.

Belanghebbende (X) drijft een horecaonderneming. Per 1 juli 2007 verkoopt belanghebbende de onderneming aan A. In 2009 koopt belanghebbende een horecaonderneming te T en een restaurant te U. Belanghebbende verzoekt de inspecteur om toepassing van de herinvesteringsreserve (HIR) ter zake van de eerdere verkoop. De inspecteur is van mening dat belanghebbende de HIR niet kan toepassen omdat er sprake is van een staking.

Rechtbank Haarlem oordeelt dat belanghebbende de gehele onderneming heeft overgedragen en dat hij de onderneming niet ergens anders kon of wilde voortzetten. De rechtbank overweegt hierbij dat belanghebbende het pand, de inventaris, de goodwill, de handelsnamen (en alles wat daarmee samenhangt) van de onderneming heeft verkocht. Verder wijst de rechtbank er op dat belanghebbende een non-concurrentiebeding is overeengekomen en dat er direct na de verkoop geen dienstbetrekking meer bestond tussen belanghebbende en de (voormalige) werknemers van de onderneming. Volgens de rechtbank heeft belanghebbende zijn onderneming gestaakt en heeft de inspecteur terecht toepassing van de HIR geweigerd.

 

Lees ook het thema Herinvesteringsreserve: onbelaste boekwinst voor herinvesteren in nieuwe bedrijfsmiddelen

 

[Bron Uitspraak]

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting

Instantie: Rechtbank Haarlem

Editie: 16 augustus

2

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen