Belanghebbende, X bv, is – per 1 januari 2004 – de verkrijgende vennootschap bij een juridische fusie van negen vennootschappen. De vennootschappen belegden in te verhuren vennootschappen en vormen in 1999 een reserve in verband met de verkoop van onroerende zaken. De inspecteur kondigt, naar aanleiding van de ingediende VPB-aangifte 2003, aan dat hij de gevormde (herinvesterings)reserve (HIR) tot de winst wil rekenen. X bv is het daar niet mee eens en stelt onder andere dat zij in 2003 verplichtingen is aangegaan ten aanzien van investeringen in projecten in Duitsland. Verder stelt zij dat er sprake is van bijzondere omstandigheden die een termijnverlenging rechtvaardigen. Rechtbank Arnhem oordeelt dat X bv op geen enkele wijze aannemelijk maakt dat zij in het jaar 2003 vervangingsverplichtingen is aangegaan. Verder stelt de rechtbank vast dat X bv haar stelling, dat de aard van het in Duitsland aan te schaffen bedrijfsmiddel een termijnverlenging rechtvaardigt, niet heeft onderbouwd.
Hof Arnhem oordeelt dat de HIR ultimo 2003 ten bate van de winst dient vrij te vallen. Het hof overweegt daarbij dat X bv in 2003 geen bindende verplichting is aangegaan over de projecten in Duitsland. Volgens het hof was er namelijk geen wilsovereenstemming tussen partijen. Het hof verwerpt verder de stelling van X bv dat de herinvesteringstermijn was verlengd doordat de inspecteur niet had gereageerd op het voorstel van X bv. Ook wijst het hof er op dat de aankoop in latere jaren niet is doorgegaan. Het hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank.
Lees ook het thema Herinvesteringsreserve: onbelaste boekwinst voor herinvesteren in nieuwe bedrijfsmiddelen
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.54
Wet op de vennootschapsbelasting 1969 8
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting, Vennootschapsbelasting
Instantie: Hof Arnhem
Editie: 6 november