Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat X bv de bij de verkoop van de jachthaven gevormde HIR kan afboeken op de aanschafkosten van de ligplaatsen. Er is sprake van een bedrijfsmiddel met eenzelfde economische functie.

X bv vormt een fiscale eenheid voor de VPB met een aantal dochtermaatschappijen. De vennootschappen houden zich onder andere bezig met de handel in en exploitatie van onroerende zaken. Verder worden ook boten geëxploiteerd. In 2004 verkoopt een van de vennootschappen een jachthaven. De hierbij gevormde winst brengt X bv onder in een HIR. X boekt de HIR af op de aanschafkosten van twee boten en enkele ligplaatsen. De inspecteur acht dit niet mogelijk. Ter zitting trekt de inspecteur de correctie ter zake van een van de twee boten en een ligplaats in, omdat hij daarvoor een navorderingsaanslag had moeten opleggen.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat X bv de HIR niet kan afboeken op de aanschafkosten van de boot. Er is volgens de rechtbank namelijk geen sprake van een bedrijfsmiddel met eenzelfde economische functie in de onderneming, omdat de HIR gevormd is in verband met de verkoop van een jachthaven. De rechtbank stelt vervolgens vast dat er bij de ligplaatsen en de jachthaven wel sprake is van eenzelfde economische functie, zodat afboeking van de ligplaatsen wel mogelijk is. De rechtbank vermindert de aanslag met € 129.521.

 

Lees ook het thema Herinvesteringsreserve: onbelaste boekwinst voor herinvesteren in nieuwe bedrijfsmiddelen

 

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 3.54

Wet op de vennootschapsbelasting 1969 8

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting, Vennootschapsbelasting

Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Editie: 6 februari

40

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen