Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat de activiteiten van X als veldhockeyspeler niet kwalificeren als onderneming. Volgens de rechtbank is namelijk geen sprake van een gezagsverhouding. De inkomsten die X geniet van A en B kwalificeren als loon uit dienstbetrekking.

Belanghebbende, X, is beroepsmatig actief als hockeyspeler. Vanaf 2016 staat X geregistreerd als BTW-ondernemer. X speelt voor sportclub A. Daarnaast neemt X in de periode 10 januari 2017-27 februari 2017 deel aan de Q-competitie in het buitenland. Hij sluit daartoe een overeenkomst met bedrijf B. X geniet verder nog inkomsten uit sponsorcontracten. In geschil is of X in 2017 IB-ondernemer is.

Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat de activiteiten van X als veldhockeyspeler niet kwalificeren als onderneming. Volgens de rechtbank is namelijk sprake van een gezagsverhouding. De inkomsten die X geniet van A en B kwalificeren als loon uit dienstbetrekking. Van belang is daarbij dat X op grond van de gesloten overeenkomsten tegen een overeengekomen beloning gedurende een vastgestelde periode persoonlijk arbeid moet verrichten. Ook moet hij zich daarbij richten naar de aanwijzingen die hem door de werkgever worden gegeven. Verder kan X ook geen vertrouwen ontlenen aan een afgegeven VAR-WUO. Voor het jaar 2017 is namelijk geen VAR-WUO afgegeven en X is er op gewezen dat de VAR-WUO per 1 mei 2016 verdwijnt.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 3.80

Wet inkomstenbelasting 2001 3.2

Wet inkomstenbelasting 2001 2.14

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting

Instantie: Rechtbank Noord-Holland

Editie: 4 januari

41

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen