Belanghebbende, X, en zijn echtgenote zijn in loondienst bij een gemeente. Naar aanleiding van signalen over de leefstijl van het gezin stelt de inspecteur een onderzoek in naar contante stortingen die X heeft gedaan op zijn eigen bankrekening en die van zijn kinderen. Dit leidt tot verschillende (navorderings)aanslagen IB/PVV met boetes. In eerste aanleg heeft de inspecteur om redenen van processtrategie geen stukken en geen verweer ingediend. De inspecteur heeft de rechtbank verzocht de zaken gelijktijdig te behandelen met later aanhangig gemaakte beroepszaken met betrekking tot een tweede serie navorderingsaanslagen over dezelfde jaren. Rechtbank Zeeland-West-Brabant besluit op aandringen van X om de zaak niet aan te houden en uitspraak te doen op basis van de beperkt aanwezige stukken. De rechtbank vernietigt de navorderingsaanslagen en vermindert de aanslag IB/PVV 2014.
Hof ’s-Hertogenbosch oordeelt dat de verklaringen van X over de contante stortingen op zijn bankrekeningen en die van zijn kinderen niet geloofwaardig zijn. De bedragen zijn te hoog (in totaal meer dan € 200.000) voor schenkingen binnen de familiesfeer. De inspecteur mocht de (navorderings)aanslagen opleggen en voor een groot deel van de jaren is de bewijslast terecht omgekeerd en verzwaard. De meeste (navorderings)aanslagen zijn niet naar een hoog bedrag opgelegd. Het feit dat X in de strafzaak is vrijgesproken van witwassen, staat er niet aan in de weg dat de inspecteur aannemelijk heeft gemaakt dat X inkomsten heeft genoten uit een onbekende bron. Het hof matigt wel de boetes vanwege overschrijding van de redelijke termijn.
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 27e
Algemene wet inzake rijksbelastingen 16
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht
Instantie: Hof 's-Hertogenbosch
Editie: 15 oktober