Hof Den Haag stelt, op basis eigen waardering, de wegingsfactor voor de proceskostenvergoeding in de gehele procedure omtrent een naheffingsaanslag parkeerbelasting op 0,25 vast. De zaak wordt als zeer licht aangemerkt.

X maakt bezwaar tegen een naheffingsaanslag in de parkeerbelastingen. Tijdens een hoorgesprek stelt de gemachtigde van X dat voor het parkeren is betaald. Na het hoorgesprek stuurt de gemachtigde van X het betaalbewijs naar de heffingsambtenaar. Op 23 december 2019 wordt het bezwaar gegrond verklaard en de naheffingsaanslag vernietigd. X krijgt een proceskostenvergoeding (pkv) toegewezen van € 63,50 (1 punt à € 254 met wegingsfactor 0,25). In beroep is de rechtbank het met X eens dat ook een punt moet worden toegekend voor de hoorzitting. De rechtbank past een wegingsfactor 0,5 toe voor de pkv in beroep. X komt in hoger beroep omdat hij het niet eens is met de pkv. De heffingsambtenaar stelt incidenteel hoger beroep in.

Hof Den Haag beslist dat de rechtbank ten onrechte een waarde van € 254 per punt in aanmerking heeft genomen. De rechtbank had moeten uitgaan van € 261. Die waarde geldt met ingang van 1 januari 2020 terwijl de rechtbank op 24 juni 2020 uitspraak heeft gedaan. In die zin is het hoger beroep gegrond. Het hof bepaalt, op basis van zijn eigen waardering, dat de wegingsfactor pkv in bezwaar, beroep en hoger beroep 0,25 bedraagt. De zaak is als zeer licht aan te merken. Het incidenteel hoger beroep is daarmee ook gegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Besluit proceskosten bestuursrecht 2

Besluit proceskosten bestuursrecht 1

Algemene wet bestuursrecht 7:15

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Belastingen van lagere overheden, Fiscaal bestuurs(proces)recht

Instantie: Hof Den Haag

Editie: 30 maart

59

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen