Belanghebbende, X, gaat in bezwaar en beroep tegen een aantal aanslagen IB/PVV met verzuimboeten en beschikkingen heffingsrente.
Hof Den Haag oordeelt dat de rechtbank met juistheid heeft beslist dat de beroepen tegen de aanslagen IB/PVV voor de jaren 2004, 2005 en 2007 niet-ontvankelijk zijn, het beroep tegen de aanslag IB/PVV voor het jaar 2006 ongegrond is, en de bezwaren tegen de aanslagen IB/PVV voor de jaren 2008 en 2009 niet-ontvankelijk zijn. Het hof maakt deze beslissingen en de gronden waarop zij berusten tot de zijne, met dien verstande dat het hof waar de rechtbank in haar uitspraak overweegt dat de termijn van het bezwaar tegen de aanslag IB/PVV 2005 respectievelijk de aanslag IB/PVV 2007 is aangevangen op de dag na de dagtekening van de uitspraak op de bezwaar (derhalve op respectievelijk 10 oktober 2009 dan wel 8 augustus 2009), aldus leest dat de beroepstermijn betreffende de respectievelijke uitspraken op bezwaar is aangevangen op de genoemde data. De verzuimboete 2006 vermindert het hof naar € 1000 in verband met undue delay. Het hof heeft de verzoeken van X om verwijzing van de zaken naar een ander gerechtshof afgewezen evenals het verzoek om uitstel van de zitting.
Wetsartikelen:
Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden 6
Algemene wet inzake rijksbelastingen 67a