Hof ’s-Hertogenbosch bevestigt de uitspraak van de rechtbank over de waardering van een aantal onroerende zaken in box 3.
X geeft in zijn aangifte IB/PVV 2010 een aantal onroerende zaken aan in box 3. De inspecteur verzoekt hem om alle huurcontracten van de panden te overleggen en de achterliggende berekening van de opgegeven waarden. Dit resulteert uiteindelijk in een informatiebeschikking die inmiddels ook onherroepelijk vaststaat (HR 24 mei 2019, ECLI:NL:HR:2019:819, V-N 2019/27.17.2) zonder dat X de gevraagde informatie heeft verstrekt. De inspecteur verhoogt de waarde van de box-3-objecten fors.
Hof ’s-Hertogenbosch bevestigt de uitspraak van de rechtbank over de waardering van een aantal onroerende zaken in box 3. De rechtbank heeft omkering van de bewijslast toegepast en geoordeeld dat X niet heeft doen blijken dat de uitspraak op bezwaar onjuist is. De inspecteur heeft de woningen in box 3 gewaardeerd op de WOZ-waarde en de andere panden op basis van eigen taxaties. Daarmee is de aanslag gebaseerd op een redelijke schatting. Het hof sluit zich aan bij de oordelen van de rechtbank en oordeelt dat het bestaan van een afspraak tussen X en de Belastingdienst over de waardering van de box-3-objecten niet aannemelijk is.
Lees ook het thema Box 3.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 5.20
Wet inkomstenbelasting 2001 5.19
Algemene wet inzake rijksbelastingen 27e
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting, Fiscaal bestuurs(proces)recht
Instantie: Hof 's-Hertogenbosch
Editie: 15 april