Belanghebbende (X bv) exploiteert een stortplaats. De stortplaats is aan te merken als een inrichting waarin afvalstoffen worden verwerkt. Binnen de inrichting worden niet alleen afvalstoffen gestort, maar vinden ook verschillende bewerkings- en opslagactiviteiten plaats. Deze behelzen onder meer een grondbank, de compostering van riool-, kolken-, en gemalenslib, de compostering van bermmaaisel, snoeiafval e.d. en de scheiding van bouw- en sloopafval. Belanghebbende heeft ook grond en glasvezelresten gebruikt voor de aanleg van kaden rondom de stortplaats. Volgens belanghebbende is hiervoor geen afvalstoffenbelasting verschuldigd omdat zij daarvoor een prijs heeft betaald. Naar aanleiding van een boekenonderzoek naar de toepassing van de Wmb, legt de inspecteur naheffingsaanslagen afvalstoffenbelasting aan belanghebbende op over de jaren 1997-1999. De naheffingsaanslagen zien onder andere op het niet-aangeven van matig composteerbaar afval. Hof Leeuwarden oordeelt dat de uitzondering voor de heffing van afvalstoffenbelasting voor GFT-afval niet geldt voor riool-, kolken-, en gemalenslib (RKG-slib). Volgens het hof geldt de uitzondering voor GFT-afval omdat van gescheiden ingezameld en afzonderlijk aangeboden GFT-afval bij voorbaat kan worden aangenomen dat het bestemd is voor compostering, en derhalve niet voor eindverwerking. Volgens het hof voldoet het slib niet aan deze vereisten. Het hof honoreert nog wel belanghebbendes beroep op een mededeling dat matig composteerbaar afval – zoals snoeihout, suikerbietenpulp, land- en bosbouwafval – als onbelast GFT-afval kan worden aangemerkt. Het hof vermindert de naheffingsaanslagen. Advocaat-Generaal (A-G) Van Hilten concludeert – onder verwijzing naar een brief van de staatssecretaris aan de Vereniging van Afvalverwerkers – dat RKG-slib niet als 'organisch bedrijfsafval' als omschreven in de brief kan worden aangemerkt. Ten aanzien van het RKG-slib is volgens de A-G daarom geen sprake van GFT-afval. Vervolgens concludeert de A-G dat het beroep van belanghebbende op het beleid van de Belastingdienst ten aanzien van buiten folielagen gestort afval nader moet worden onderzocht. Belanghebbende had namelijk gesteld dat er beleid is op grond waarvan buiten folielagen gestort afval buiten de heffing van afvalstoffenbelasting blijft. Gezien de door belanghebbende overgelegde brieven van de Belastingdienst is het oordeel van het hof op dit punt onbegrijpelijk volgens de A-G.
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Milieuheffingen
Instantie: Hoge Raad (Belastingkamer), Hoge Raad (Advocaat-Generaal)
Editie: 24 september