Aan X worden over 2013 twee VA’s IB opgelegd. De eerste houdt rekening met aftrek van eigenwoningrente. Via de tweede VA wordt de teruggaaf van de eerste ongedaan gemaakt. De definitieve aanslag is vastgesteld na het alsnog in aftrek toelaten van eigenwoningrente en bedraagt nihil. X weigert de tweede VA te betalen. Het door X ingestelde beroep wordt door de rechtbank niet-ontvankelijk verklaard wegens onverschoonbare termijnoverschrijding. Hof ’s-Hertogenbosch geeft X, met toestemming van de inspecteur, de kans om de betaalde eigenwoningrente aan te tonen. Omdat X daarin slaagt, vermindert het hof de definitieve aanslag en laat de tweede VA intact. In cassatie voert X aan dat het hof de inspecteur had moeten veroordelen tot vergoeding van de kosten van het geding.
De Hoge Raad stelt vast dat X bij het hof om vergoeding van de proceskosten heeft gevraagd. De staatssecretaris onderschrijft dit ook in zijn verweerschrift in cassatie. Naast een vergoeding voor het hoger beroep heeft X ook recht op vergoeding van het betaalde griffierecht voor de procedure voor de rechtbank. De Hoge Raad doet de zaak vervolgens zelf af en kent X in totaal een vergoeding van € 308 toe.
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 8:75
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht
Instantie: Hoge Raad
Editie: 17 april