De Hoge Raad oordeelt dat X recht heeft op vergoeding van de wettelijke rente. De rechter moet bij de vaststelling van de verplichting tot vergoeding van proceskosten beslissen dat de wettelijke rente gaat lopen vanaf vier weken na de datum van de uitspraak van het hof.

X maakt bij de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam bezwaar tegen een verrekening. Omdat niet tijdig uitspraak op bezwaar wordt gedaan, verzoekt X om toekenning van een dwangsom. Rechtbank Amsterdam verklaart het beroep van X ongegrond en kent vervolgens wel een immateriële schadevergoeding van € 1000 toe wegens overschrijding van de redelijke termijn, maar geen proceskostenvergoeding. Hof Amsterdam oordeelt dat X ondanks de ongegrondverklaring van het beroep wel recht heeft op een proceskostenvergoeding en terugbetaling van het griffierecht. Het hof wijst het verzoek van X om vergoeding van wettelijke rente over de proceskostenvergoeding af. X gaat in cassatie.

De Hoge Raad oordeelt dat X recht heeft op vergoeding van de wettelijke rente. De rechter moet bij de vaststelling van de verplichting tot vergoeding van proceskosten beslissen dat, wanneer die vergoeding niet tijdig wordt voldaan, de wettelijke rente gaat lopen vanaf vier weken na de datum van de uitspraak van het hof. Daarbij verwijst de Hoge Raad naar het arrest van 21 december 2018, nr. 17/04504 (V-N 2019/2.15). De Hoge Raad doet de zaak zelf af.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Burgerlijk Wetboek Boek 6 119

Algemene wet bestuursrecht 8:73

Algemene wet bestuursrecht 8:75

Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden 6

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht

Instantie: Hoge Raad

Editie: 6 december

181

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen