De Hoge Raad oordeelt dat hoewel mevrouw X geen (incidenteel) hoger beroep heeft ingesteld, zij terecht in een gunstiger positie is komen te verkeren ten opzichte van de uitspraak van de rechtbank. In hoger beroep was namelijk een kwestie in geschil waarnaar de rechter ambtshalve onderzoek moest doen.

Mevrouw X is houdster van een vrachtauto. X heeft tot 1 juli 2013 de belasting zware motorrijtuigen (BZM) tijdig op jaaraangifte betaald. Op 22, 23, 29 en 31 juli, alsmede op 21, 28 en 29 augustus en 23 en 25 september 2013 is geconstateerd dat met de auto gebruik is gemaakt van de snelweg, terwijl de verschuldigde BZM niet was voldaan. In geschil zijn de negen BZM-naheffingsaanslagen van elk € 8 en de negen verzuimboetes van elk € 246. Volgens Rechtbank-Zeeland-West-Brabant is de BZM een onnodig extra administratieve last voor ondernemers. X wil de BZM namelijk graag automatisch betalen. De inspecteur kan geen verklaring geven voor het feit waarom dit niet mogelijk is. Voorts worden belastingplichtigen er niet aan herinnerd tijdig het Eurovignet te verlengen. De boetes worden daarom verlaagd tot een totaal € 1.000, zijnde € 111 per verzuim. De inspecteur gaat in hoger beroep. Ter zitting verklaart de inspecteur dat de Belastingdienst naar aanleiding van een rechtbank-uitspraak (zie V-N 2010/59.11) een niet-gepubliceerd matigingsbeleid hanteert, waarbij de boetes onder voorwaarden worden verminderd tot in beginsel € 160. Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat het niet publiceren van het matigingsbeleid onacceptabel is. Er kan namelijk niet objectief verifieerbaar worden getoetst of de boetes conform dat beleid zijn vastgesteld. De consequentie van het niet publiceren is dat alle boetes ten minste tot € 160 moeten worden gematigd. Aangezien echter aannemelijk is gemaakt dat X wel het oogmerk had om het jaarvignet tijdig te verlengen, maar dat een medewerker dit om onbegrijpelijke redenen niet heeft gedaan, kan worden volstaan met één verzuimboete van € 160 voor alle negen verzuimen. De Staatssecretaris van Financiën gaat in cassatie.

De Hoge Raad oordeelt dat hoewel X geen (incidenteel) hoger beroep heeft ingesteld, zij terecht in een gunstiger positie is komen te verkeren ten opzichte van de uitspraak van de rechtbank. In hoger beroep was namelijk een kwestie in geschil waarnaar de rechter ambtshalve onderzoek moest doen. In casu stelde de inspecteur in hoger beroep de strafmaat van een bestuurlijke boete ter discussie. Het hof moest dus beoordelen welke boete naar de omstandigheden van het geval passend en geboden is. Als dat lager is dan de boete die uit de uitspraak van de rechtbank voortvloeit, dan moet het hof de uitspraak van de rechtbank vernietigen en de boete op dat lagere bedrag vaststellen (zie ook CRvB 11 december 2014, nr. 14-3106 TW, V-N 2015/2.6). Het beroep van de Staatssecretaris is ongegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet belasting zware motorrijtuigen 3

Wet belasting zware motorrijtuigen 13

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting, Belastingheffing van motorrijtuigen

Instantie: Hoge Raad

Editie: 31 oktober

4

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen