Belanghebbende, X bv, gaat in beroep tegen een naheffingsaanslag parkeerbelasting. Rechtbank Amsterdam verklaart haar beroep gegrond en draagt de heffingsambtenaar op om het griffierecht van € 45 te vergoeden. X bv stelt hoger beroep in omdat zij € 334 aan griffierecht heeft betaald in plaats van € 45.
Hof Amsterdam oordeelt dat de rechtbank het bedrag aan griffierecht dat de heffingsambtenaar aan X bv moet vergoeden te laag heeft vastgesteld. Het hof verhoogt deze vergoeding van € 45 naar € 334. Het principale hoger beroep van X bv is gegrond. Hoewel het hier gaat om een evidente misslag van de rechtbank, stond het X bv vrij om hoger beroep in te stellen. Zij was niet gehouden de rechtbank te verzoeken deze fout door middel van een rectificatie (hersteluitspraak) te corrigeren. Het incidentele hoger beroep van de heffingsambtenaar die stelt dat het hoger beroep nodeloos is gevoerd, is derhalve ongegrond. Dit laatste is geen reden om X bv een integrale proceskostenvergoeding toe te kennen voor de fase van hoger beroep. Het hof stelt de proceskostenvergoeding voor deze fase van het geding vast op € 371,25 (3 punten voor proceshandelingen x € 495 x 0,25).
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 8:41