Hof Den Haag oordeelt dat de box 3-heffing niet in strijd is met art. 1 EP EVRM. Op zowel regelgevend niveau als op individueel niveau is namelijk aan het ‘fair balance’-vereiste voldaan. Verder is het niet mogelijk om aan zelfstandigen een box 3-vrijstelling te verlenen, omdat hiervoor geen wettelijke mogelijkheid bestaat.
In haar IB-aangifte 2014 geeft X, een zelfstandig ondernemer, een belastbaar inkomen uit werk en woning van nihil aan en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 23.910. Het box 3-vermogen betreft bank- en spaartegoeden in Nederland ten bedrage van € 618.909. X is het niet eens met de fictieve heffing over het vermogen. Volgens X moet de inspecteur bij de belastingheffing over het inkomen uit sparen en beleggen uitgaan van het werkelijk behaalde rendement. Verder is er volgens haar sprake van een ongelijke behandeling tussen zelfstandigen en werknemers in loondienst.
Hof Den Haag oordeelt dat op regelgevend niveau aan het ‘fair balance’-vereiste is voldaan. Volgens het hof is de box 3-heffing namelijk niet in strijd met art. 1 EP EVRM. Ook is er volgens het hof geen sprake van een individuele buitensporige last, gezien het inkomen en vermogen van X, nu de box 3-heffing slechts € 7173 bedraagt. Op individueel niveau is dan ook voldaan aan het ‘fair balance’-vereiste. Dat X moet interen op haar vermogen levert volgens het hof nog geen individuele buitensporige last op. Ook volgt het hof X niet in haar redenering dat zij, als zelfstandige, haar vermogen ook moet gebruiken als buffer en (aanvullende) pensioenvoorziening, nu zij in tegenstelling tot werknemers in loondienst geen pensioen opbouwt. Aan het verzoek van X om een bedrag van (ten minste) € 420.000 vrij te stellen van de box 3-heffing komt het hof niet tegemoet, aangezien hiervoor geen wettelijke mogelijkheid bestaat. De aanslag blijft in stand.
Lees ook het thema Box 3
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 5.3
Wet inkomstenbelasting 2001 5.2