Belanghebbende, X, verkoopt aan haar kinderen de grond behorende bij de eigen woning met vestiging van een eeuwigdurend recht van erfpacht en een daarvan afhankelijk recht van opstal. De koopsom is omgezet in een vordering die uiteindelijk wordt kwijtgescholden. In geschil is of het in 2010 als erfpachtcanon betaalde bedrag van € 16.750 aftrekbaar is. Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de betaalde erfpachtcanon aftrekbaar is omdat de verplichting tot betaling van de canon in economische zin betrekking heeft op het houden en gebruiken van de eigen woning. De betaalde canon is volledig aftrekbaar, gelet op de in bezwaar gemaakte afspraak. Van fraus legis is geen sprake, omdat de inspecteur niet heeft bewezen dat belastingbesparing voor X de doorslaggevende beweegreden was voor het aangaan van de erfpachtstructuur. Het beroep van X is gegrond.
Hof 's-Hertogenbosch keurt de erfpachtconstructie van X met zijn kinderen af. Het hof beroept zich op het arrest van de Hoge Raad van 8 juli 2016, nr. 15/04315, BNB 2016/203. X heeft erkend dat tussen het in dit arrest besliste geval en zijn geval, afgezien van de cijfermatige kant, geen verschillen bestaan. Het hof ziet geen aanleiding om anders te oordelen dan de Hoge Raad in BNB 2016/203. Het door X aan de kinderen betaalde bedrag is geen erfpachtcanon in de zin van art. 3.120 lid 1 letter b Wet IB 2001. De betaling is niet aftrekbaar, het gelijk is aan de inspecteur.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.120
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting
Instantie: Hof 's-Hertogenbosch
Editie: 11 mei