Belanghebbende, X, parkeert zijn auto op 2 mei 2014 op een parkeerplaats in de gemeente Delft waar parkeerbelasting verschuldigd is voor het parkeren. Ter plaatste geldt een vast dagtarief van € 24,10. In geschil is of de heffingsambtenaar, nadat hij heeft geconstateerd dat X de parkeerbelasting niet heeft voldaan, terecht een naheffingsaanslag parkeerbelasting van € 82,10 (bestaande uit € 58 aan kosten en € 24,10 aan nageheven parkeerbelasting) aan X heeft opgelegd. Rechtbank Den Haag vermindert de nageheven parkeerbelasting tot € 0,50.
Hof Den Haag oordeelt dat het de gemeente Delft in het kader van de parkeerregulering is toegestaan om een vast parkeertarief van € 24,10 te hanteren. Anders dan de rechtbank is het hof van oordeel dat de gemeentelijke wetgever haar ingevolge voornoemde bepalingen toekomende discretionaire bevoegdheid niet te buiten is gegaan. Gelet op het uit art. 225 lid 1 Gemeentewet blijkende doel van de heffing van parkeerbelasting, te weten parkeerregulering, kan niet gezegd worden dat de onderhavige naheffingsaanslag leidt tot een belastingheffing die de wetgever in formele zin niet voor ogen heeft gehad. Het hof verklaart het hoger beroep van de heffingsambtenaar gegrond.
Wetsartikelen:
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Belastingen van lagere overheden
Instantie: Hof Den Haag
Editie: 12 april