De Hoge Raad oordeelt dat Hof Den Haag ten onrechte de stelling van X over de objectafbakening onbehandeld heeft gelaten.

Belanghebbende, X, is eigenaar van een pand in de gemeente Rotterdam bestaande uit een winkel op de begane grond en een woning die de eerste, tweede en zolderverdieping van het pand omvat. Partijen verschillen van mening over de WOZ-beschikkingen voor de winkel en de woning over het jaar 2012. De onderhavige procedure betreft de winkel.

De Hoge Raad oordeelt dat Hof Den Haag ten onrechte de stelling van X over de objectafbakening onbehandeld heeft gelaten. X heeft tot drie keer toe betoogd dat de winkel en de woning een samenstel vormen als bedoeld in art. 16 letter d van de Wet WOZ. In het licht hiervan bezien heeft het hof ten onrechte vastgesteld dat de afbakening van de winkel en de woning tussen partijen niet in geschil is. De Hoge Raad verklaart het cassatieberoep van X gegrond en verwijst de zaak naar Hof Amsterdam voor een verdere behandeling en beslissing van de zaak met inachtneming van dit arrest.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet waardering onroerende zaken 16-d

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Waardering onroerende zaken

Instantie: Hoge Raad

Editie: 26 september

6

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen