Op 2 augustus 2006 worden aan X bv enkele percelen grond geleverd. X bv is voornemens om een golfbaan op de percelen aan te leggen. De percelen worden in de akte van levering aangemerkt als een bouwterrein. De inspecteur is echter van mening dat er geen sprake is van een bouwterrein en legt een naheffingsaanslag overdrachtsbelasting op. De percelen zijn voorafgaand aan de verkrijging bewerkt. Na de verkrijging is onder andere 200.000 m³ zand aangebracht, zijn bruggen en beschoeiingen gemaakt en duikers en bunkers gerealiseerd. Tevens is, op een later aangekocht, belendend, perceel een clubhuis met een parkeerterrein gerealiseerd. Hof Den Haag oordeelt dat er sprake is van een bouwterrein. De staatssecretaris stelt in cassatie dat het hof in zijn beoordeling ten onrechte mede rekening heeft gehouden met de bouwwerkzaamheden met betrekking tot het clubhuis. Verder stelt de staatssecretaris dat de aanleg van de golfbaan moet worden vergeleken met de aanleg van een park of het inrichten van een sportterrein met natuurlijke materialen. De Hoge Raad oordeelt dat hetgeen ten tijde van de levering is beoogd met de terreinen van belang is bij de beoordeling of er sprake is van een bouwterrein. De Hoge Raad verwijst de zaak naar Hof Amsterdam om een en ander uit te zoeken. Hof Amsterdam oordeelt dat de vrijstelling van overdrachtsbelasting van toepassing is op de verkrijging van de percelen grond. Volgens het hof leent de golfbaan zich namelijk niet voor zelfstandig gebruik zonder het clubhuis. Ook is er dan volgens het hof geen sprake van zelfstandig gebruik van het clubhuis. Aangezien de inspecteur ter zitting heeft opgemerkt dat er in dat geval sprake is van een bouwterrein, vernietigt het hof de naheffingsaanslag. De staatssecretaris gaat wederom in cassatie.
De Hoge Raad oordeelt dat het hof een onjuiste toets heeft aangelegd. Volgens de Hoge Raad heeft als uitgangspunt bij de vaststelling of de op de percelen te realiseren golfbaan zich leent voor zelfstandig gebruik namelijk te gelden dat niet met elkaar verbonden dan wel, indien verbonden, juridisch of fysiek te onderscheiden onroerende zaken afzonderlijk in aanmerking moeten worden genomen wanneer zij afzonderlijk (kunnen) worden gebruikt. De Hoge Raad verwijst de zaak naar Hof 's-Hertogenbosch.
Wetsartikelen:
Wet op belastingen van rechtsverkeer 15
Wet op de omzetbelasting 1968 11
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Omzetbelasting, Belastingen van rechtsverkeer
Instantie: Hoge Raad