De Hoge Raad oordeelt dat de inspecteur de uit art. 8:42 Awb voortvloeiende verplichtingen moet nakomen, ook in de fase na cassatie en verwijzing. Het hof had de stelling van X, dat dat niet is gebeurd, dan ook in behandeling moeten nemen.

Belanghebbende, X, houdt de aandelen in F bv. F bv en haar dochtermaatschappij verkopen reizen aan toeristen naar Isla Margarita (Venezuela). Naar aanleiding van de resultaten van een boekenonderzoek wordt tegen X en F bv een strafrechtelijk onderzoek gestart, wegens het vermoedelijk plegen van valsheid in geschrifte, het opzettelijk doen van onjuiste IB- en VPB-aangiften en witwassen. De inspecteur legt vervolgens IB-(navorderings)aanslagen op aan X over de jaren 2000 - 2006, waarbij hij een waslijst aan correcties doorvoert die leiden tot ab-inkomens tussen de € 2 mln en € 5 mln. Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat de inspecteur de correcties terecht heeft doorgevoerd. X gaat in cassatie. De Hoge Raad oordeelt dat enkele correcties dubbel in aanmerking zijn genomen en verwijst de zaak naar Hof 's-Hertogenbosch. X gaat wederom in cassatie en stelt daarbij onder andere dat sprake is van handelen in strijd met art. 8:42 Awb. Volgens X heeft de inspecteur namelijk nagelaten om alle op de zaak betrekking hebbende gespreksverslagen over het boekenonderzoek over te leggen. Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat de meeste correcties terecht zijn. De stelling over het overleggen van de stukken moet volgens het hof buiten beschouwing worden gelaten. X heeft deze stelling namelijk pas na cassatie en verwijzing ingenomen. Verder vergt de behandeling van deze stelling een onderzoek van feitelijke aard, waarvoor de verwijzingsopdracht volgens het hof geen ruimte biedt.

Volgens de Hoge Raad geeft het oordeel van het hof blijk van een onjuiste rechtsopvatting. De inspecteur moet namelijk de uit art. 8:42 Awb voortvloeiende verplichtingen nakomen, ook in de fase na cassatie en verwijzing. Wel moet het bestaan van het stuk dan aannemelijk zijn. Een en ander geldt niet wanneer sprake is van een gerechtvaardigde weigering op grond van art. 8:29 Awb en in uitzonderingsgevallen als misbruik van procesrecht. Dat behandeling van een stelling een onderzoek van feitelijke aard vergt, na cassatie en verwijzing, is ook niet van belang. De Hoge Raad verwijst de zaak naar Hof Amsterdam.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet bestuursrecht 8:42

Wet inkomstenbelasting 2001 4.13

Wet inkomstenbelasting 2001 4.12

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting, Fiscaal bestuurs(proces)recht

Instantie: Hoge Raad

Editie: 26 oktober

5

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen