Aan X is in 2005 een IB-navorderingsaanslag 2002 opgelegd. X wendt rechtsmiddelen aan tegen de navorderingsaanslag. In 2010 verleent de ontvanger uitstel van betaling. Hierbij wijst hij X er wel op dat na afloop van de laatste betalingstermijn rente is verschuldigd. In 2012 vermindert de inspecteur de navorderingsaanslag en betaalt X € 25.000. Ook in 2013 betaalt X enkele bedragen. Hij stelt vervolgens dat hij teveel heeft betaald, en eist terugvordering van het te veel betaalde (invorderingsrente). X maakt daarop bezwaar tegen een brief van de inspecteur van 14 augustus 2013. Volgens de inspecteur is deze brief echter niet aan te merken als een voor bezwaar vatbare beschikking. Rechtbank Noord-Nederland oordeelt dat de ontvanger € 14 te veel aan invorderingsrente heeft berekend. Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat de rechtbank X niet-ontvankelijk had moeten verklaren. Volgens het hof is er namelijk geen voor bezwaar vatbare beschikking waartegen X kan opkomen. Volgens het hof kan de acceptgiro niet als een dergelijke beschikking worden aangemerkt, en heeft de ontvanger ook niet op een andere manier het bedrag van de verschuldigde invorderingsrente aan X kenbaar gemaakt. Het gelijk is aan de inspecteur. X gaat in cassatie.
Advocaat-generaal Wattel concludeert dat invorderingsrente niet invorderbaar is zonder vaststelling bij wettelijk vereiste beschikking. Als het hof dus oordeelt dat er geen beschikking is, dan is er geen titel voor de betaling van de invorderingsrente, en is deze onverschuldigd betaald. De A-G merkt vervolgens op dat het hof ook een brief van de ontvanger, waarin invorderingsrentebedragen worden gespecificeerd, als kennisgeving ex art. 30 lid 1 Inv. 1990 van beschikkingen had kunnen aanmerken. Nu het hof geen van beide heeft gedaan, is de A-G van mening dat het beroep in cassatie van X gegrond is. De A-G adviseert de Hoge Raad om de zaak terug te wijzen naar Hof Arnhem-Leeuwarden.
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 26
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Invordering
Instantie: Hoge Raad (Advocaat-Generaal)
Editie: 18 september