De Hoge Raad oordeelt dat het oordeel van het hof, dat X onzakelijk heeft gehandeld, onbegrijpelijk is. Dat de gronden niet meer bruikbaar zijn in de landbouwonderneming van de maatschap, kan namelijk leiden tot inkomensderving voor de maatschap als geheel en dus ook voor Q.
Belanghebbende, X, exploiteert samen met zijn echtgenote, Y, en zoon, Q, in maatschapsverband een melkveehouderij. Ieder is voor 1/3e deel gerechtigd tot de winst. X en Y hebben het gebruik en genot van een deel van de hen in eigendom toebehorende landbouwgronden in de maatschap ingebracht. Zij rekenen deze grond tot hun buitenvennootschappelijk ondernemingsvermogen. In 2010 vraagt de maatschap een subsidie functieverandering aan in verband met de omzetting van landbouwgrond in natuurterrein. Aan de maatschap wordt een subsidie van € 473.450 toegekend en uitgekeerd. De drie maten verantwoorden ieder een derde deel van de subsidie in hun aangiften en claimen voor hetzelfde bedrag een vrijstelling. Verder waarderen X en Y de gronden in verband met de omzetting af met € 401.949. De inspecteur corrigeert de aangifte. Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat de subsidie moet worden aangemerkt als een vergoeding voor de waardevermindering van de gronden. Bij de berekening van de winst moet dan met de subsidie rekening worden gehouden. Verder is het hof van mening dat X en Y onzakelijk hebben gehandeld door een deel van de subsidie aan Q te laten toekomen.
De Hoge Raad oordeelt dat het oordeel van het hof, dat X onzakelijk heeft gehandeld, onbegrijpelijk is. Dat de gronden niet meer bruikbaar zijn in de landbouwonderneming van de maatschap, kan namelijk leiden tot inkomensderving voor de maatschap als geheel en dus ook voor Q. Het hof had zijn oordeel, dat het aan de zoon laten toekomen van een deel van de subsidie op onzakelijke overwegingen berust, dan nader moeten motiveren. Daarbij wordt er op gewezen dat het laten meedelen van Q in het bedrag van de subsidie een vergoeding kan vormen voor het verlies van inkomen die ook zou zijn overeengekomen tussen niet-verwante partijen. De Hoge Raad is het wel met het hof eens dat er geen sprake is van een in aanmerking te nemen verlies, voor zover de waardevermindering van de gronden wordt gecompenseerd door de ontvangen subsidie. Het verschil tussen de ontvangen subsidie en de afwaardering vormt geen winst. De Hoge Raad verwijst de zaak naar Hof 's-Hertogenbosch.
Wetsartikelen:
Uitvoeringsregeling inkomstenbelasting 2001 6
Wet inkomstenbelasting 2001 3.13
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting
Dossiers: Agro
Instantie: Hoge Raad
Editie: 22 februari
Carrousel: Carrousel