Een broer en zus bezitten ieder 50% van de aandelen in G bv. De broer exploiteert via een andere bv een juweliersbedrijf dat is gevestigd in een pand van H bv, een 100%-dochtervennootschap van G bv. De verhouding tussen de broer en zus is dermate moeizaam dat sprake is van een bestuursvacuüm. G bv wordt daarom juridisch gesplitst. De aandelen in H bv en effecten gaan over op belanghebbende, X bv, een nieuw opgerichte bv van de zus. In geschil is of X bv voor de overdrachtsbelasting terecht een beroep doet op de splitsingsvrijstelling. Zowel voor de VPB als voor de IB is de splitsing vrijgesteld. Volgens Rechtbank Gelderland is de splitsing ingegeven door de zakelijke overwegingen van de zus om het bestuursvacuüm op te heffen. Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt echter dat er vanwege het louter passief vermogensbeheer van de betrokken bv’s geen sprake kan zijn van ‘zakelijke overwegingen op grond waarvan de splitsing heeft plaatsgevonden’. X bv gaat in cassatie.
Advocaat-generaal Wattel concludeert dat uit de jurisprudentie van het Hof van Justitie EU volgt dat de fusie of splitsing niet automatisch onzakelijk is wanneer activiteiten ontbreken in een betrokken vennootschap. Als activiteiten, anders dan normaal vermogensbeheer ontbreken, impliceert dit niet dat belastingontwijking het hoofddoel is voor de splitsing. Volgens de A-G had het hof moeten onderzoeken of de splitsing overwegend gericht was op het ontgaan van overdrachtsbelasting en dan met name of ook gesplitst zou zijn als er geen aandeelhouders/bestuurdersruzie was geweest. Dat heeft het hof niet gedaan. Het hof had de feiten rond de ruzie moeten onderzoeken en moeten vaststellen of die ruzie de vennootschappelijke besluitvorming niet hinderde, of dat de splitsing in het licht van het beoogde doel een antifiscale omweg bevatte. De A-G concludeert tot vernietiging en verwijzing van de zaak.
Wetsartikelen:
Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering [KEI-Rv] 15
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Europees belastingrecht, Belastingen van rechtsverkeer, Vennootschapsbelasting
Instantie: Hoge Raad (Advocaat-Generaal)
Editie: 8 september