X komt in hoger beroep tegen de beslissing van Rechtbank Limburg om de WOZ-waarde van haar bedrijfspand te verlagen van € 1.495.000 naar € 1.300.000. X bepleit een nog lagere waarde van € 1.007.000, de heffingsambtenaar blijft bij zijn waarde van € 1.495.000.
Hof ’s-Hertogenbosch schaart zich achter de door de rechtbank in goede justitie vastgestelde WOZ-waarde van € 1.300.000 voor het bedrijfspand. De heffingsambtenaar vraagt het hof in zijn verweerschrift om de verlaging van de WOZ-waarde door de rechtbank terug te draaien. Toen de heffingsambtenaar het verweerschrift indiende was de termijn van zes weken om incidenteel hoger beroep in te stellen echter al verstreken. Het hof gaat daarom voorbij aan het verzoek van de heffingsambtenaar. Op het principale hoger beroep van X oordeelt het hof dat de rechtbank de waarde terecht in goede justitie heeft vastgesteld op € 1.300.000 nu beide partijen zijn tekortgeschoten in hun bewijslast. Deze in goede justitie vastgestelde waarde hoeft niet te worden gemotiveerd.
Wetsartikelen:
Wet waardering onroerende zaken 17
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Waardering onroerende zaken
Instantie: Hof 's-Hertogenbosch
Editie: 4 juni